ik zie de dingen graag in hun eigen tegenlicht; zwart op wit op zwart op wit

zodat ik zeker weet dat ik het licht van het donker kan blijven scheiden

het stukslaan van de ramen begon op maandagochtend

met de scherven lijkt de lucht niet meer uit delen te bestaan
onze gesprekken worden voortaan face to face gevoerd

we hebben geen uitzichten meer nodig
van elkaars gezicht lezen we de dagen af

het landschap raakt besneeuwd
bedolven onder ondenkbare vormen

de kou doet me denken aan verhalen over dunne insecten
op hun vleugels leunt een laagje ijs, hun ogen diep als wakken

ik herken de half gerooide oogsten, de suikerbieten
die de velden en dit dorp intussen zelf opeten

ik verwens hun ronde, harde buiken en leer dat
suiker wordt gemaakt uit groot verdriet en lege huizen

liever behouden we de zekerheid die de vogels uitdragen
hun rusteloze nergens wonen, ouder worden tussen wolken

het gecontroleerde vallen
van hun lichamen en de avond

en ik lijk de duiven te betrappen
als ze hun schaduwen tussen de velden planten

in het voorjaar zullen ze nieuw leven ter wereld brengen
als uit hun oude jassen, jonge kraaien kruipen

op het neerstorten zal ik niet hoeven wachten
ik kies mijn eigen eindes

Publicaties
Notulen van het Onzichtbare

Vorige
Vorige

acht portretten in tussenruimte

Volgende
Volgende

geboortegrond